Als mijn dankbaarheid een begin moet hebben, begint het bij de muzikale plek waar ik ter wereld mocht komen. Mijn eerste leermeesters in de muziek waren mijn ouders. Mijn vader en moeder vormden in hun jongvolwassen jaren samen met hun vrienden een band, traden op, en stonden op hun hoogtepunt op het North Sea Jazz Festival. Hun liefde en passie voor muziek, die zij individueel hebben ontdekt, kennen hun eigen verhaal.
Nóg luxer dan een radio met cd’s, een televisie met een videospeler waarin ik de muziekvideo’s van Shania Twain telkens opnieuw kon afspelen, en later zelfs een computer met internet (met eindeloos veel muziek), was de muziek van mijn ouders. Al was er nooit een video opgenomen door mijn moeder waarin mijn zus en ik aan het dansen waren op het gitaarspel van mijn vader, kon ik nog steeds scherp voor me halen hoe die herinnering voelde. En dat is belangrijker dan hoe het eruitzag (over danspasjes viel nog niet te spreken). In de avond, na het eten, na het bad, nét voor het slapen, moest alle adrenaline eruit. Mijn vader speelde niet alleen gitaar, zijn hoofd en schouders bewogen mee. Zijn rechtervoet hield de maat en zijn ogen gingen dicht. Van mijn vader leerde ik muziek te voelen.
Als ik de zangstem van mijn moeder visualiseer, zie ik stromend water. Het is zuiver, glad en rustgevend. De zang van mijn moeder beperkte zich tot het kerkkoor, wat ik vaak betreurde. Wanneer zij de zang leidde en haar stem door de microfoon boven de andere stemmen uitstak, was het duidelijk dat haar zangstem een geschenk was om naar te luisteren. Maar in het kerkkoor, waar haar stem noch verdween noch opviel, was zij een onmisbaar onderdeel. Haar stem ging op in een zee van stemmen, remde met haar zuiverheid en kalmte de luide enthousiastelingen af en compenseerde de zachte stemmen met meer volume en volheid. Een zeeman die bewust en harmonieus op de golven van de oceaan vaart. Van mijn moeder leerde ik met de muziek te voelen.
Iedere woensdag pianoles. Het zal een geheim blijven van deze wereld wiens keuze het uiteindelijk was. Het feit is dat mijn zus begon, hetzij met een sport, Chinese school of in dit geval pianoles, en mijn zusje en ik volgden (behalve Chinese school, want daar was ze iets té snel klaar mee). Mijn eerste pianolerares liet me een sinaasappel vasthouden om mijn handen goed bol te krijgen. Het verstijfde pianospelen, leren van noten en staccato pianospel leidden uiteindelijk tot mijn moeder die zich bij de pianolerares moest verontschuldigen omdat ik mijn kamer niet uit wilde komen voor les. Van mijn tweede, en in mijn optiek laatste, pianolerares leerde ik écht piano spelen. Als kind wist ik niet veel over Constanze's verhaal over haar liefde en passie voor de piano, maar het was niet nodig dat ze het mij vertelde. Het was hoorbaar, zichtbaar en voelbaar. Ze kon het met haar ogen dicht, zoals mijn vader. Volgde zij de piano of volgde de piano haar? Ze voelde mee met de muziek, zoals mijn moeder. Hoe kon zij mij nog overtuigen mijn ogen niet te sluiten en af te dwalen van het muziekblad? Van Constanze leerde ik wat ik voelde, om te zetten in muziek. Tijdens de laatste lessen voordat ze vertrok naar Hong Kong, nu in haar studio in Den Haag, veranderde ze de lesmethode. Boeken en bladmuziek werden opzij gelegd, voor ons was een vel wit papier en gekleurde stiften voldoende. Ze trok een oranje streepje op het blad, volgde met groen en vervolgens zwart. "Speel dit."
Kommentare