In mijn reflecties mediteer ik over momenten tijdens mijn ontdekkingsreis in dans, vrijwilligerswerk met mensen met dementie, en meer.
—
"Bedankt dat je even langs kon komen om de papieren te ondertekenen. Hoe gaat het verder met je?" vraagt de coördinator. Het is twee maanden geleden dat ik voor het laatst in het verpleeghuis was, omdat ik druk ben geweest met mijn nieuwe baan, cursussen en dansrepetities. "Nu ik hier ben, ga ik even naar boven," antwoord ik.
Ik neem de lift naar de derde verdieping met de oude man met het looprek die wel van een sigaret houdt. Zijn gezicht licht op wanneer hij me ziet, hoewel ik weet dat hij waarschijnlijk niet meer weet wie ik ben. "Je bent een leuke meid," zegt hij met een glimlach terwijl we elkaars reflectie in de liftspiegel zien. Ik versta het als zijn ziel die me vertelt: "Fijn dat je er weer bent."
Wanneer ik de woonkamer binnenloop, begroet een verpleegster me met een warme glimlach. "Ze zit daar, net klaar met haar ontbijt," zegt ze, al bewust van wie ik kom opzoeken. Ik loop naar haar toe. "Hǎojiǔ bújiàn! (Lang niet gezien!)" zeg ik terwijl ik oogcontact met haar maak. Haar gezicht straalt meteen op als ze reageert met "Nǐ hǎo!" Ik ga naast haar zitten, onze blikken blijven in een gedeelde warmte en onze glimlach blijft. "Xièxiè nǐ," fluistert ze, terwijl ze zachtjes mijn hand vasthoudt. "Wǒmen qù wàimiàn sànbù ba (Laten we een stukje gaan wandelen)", zeg ik even later.
We gaan naar haar kamer, maar haar deur is op slot. Een verpleegster loopt met ons mee en legt uit dat ze kleren uit haar kasten heeft getrokken, wat hen ertoe heeft besluiten alles op slot te doen. Schuldgevoel bekruipt me, maar in plaats van me te verontschuldigen, focus ik op het helpen. Nadat ook het slot van de kast wordt gehaald, pak ik een paar schoenen, zet ze voor haar neer en help haar in haar jas. Geduldig begeleid ik haar rechtervoet in de rechterschoen, daarna de linker. Wanneer ze haar pantoffels pakt om ze over haar schoenen aan te trekken, neem ik ze zachtjes van haar over. "Laten we ze hier even laten," zeg ik met een geruststellende glimlach, terwijl ik haar hand zachtjes vasthoud.
In de lift straalt ze van opwinding, zich blijkbaar bewust dat we naar buiten gaan. De frisse lucht begroet ons wanneer we de straat op stappen. We halen beiden diep adem en ademen samen uit, genietend van de verfrissende wind, shūfú. De dag is bewolkt, maar we wijzen de warme herfstkleuren aan die de bomen sieren. "Piào liang," zegt ze, bewonderend de schoonheid van de bladeren. Ik leg mijn hand naast een groot blad en nodig haar uit om hetzelfde te doen. Schaterlach volgt, wat kan de natuur ons toch zo aan het lachen maken.
Terwijl we teruglopen naar het verpleeghuis, zing ik zachtjes The Moon Represents My Heart (月亮代表我的心). Als reactie op haar glimlach breken de wolken open en schijnt de zon door. Ik wijs ernaar, en haar blik volgt. De warmte raakt onze gezichten en met een glimlach kijk ik naar de zon en herhaal met hetzelfde enthousiasme, "Hǎojiǔ bújiàn!"
